Skip to main content

Opbrengst keuzeonderzoek binnen de opleiding tot jonge kind specialist

  • 09 maart 2018
  • Door: Marion van der Kruk-Liebregts MSc.

Sinds een aantal  jaar bestaat de opleiding tot jonge kind specialist. Studenten leren verschillende visies kennen over de ontwikkeling van het jonge kind, zij gaan op zoek naar een eigen visie en leren deze beargumenteren vanuit verschillende theorieën. Studenten stimuleren en motiveren elkaar tot ontwikkeling. Door middel van een meesterstuk toont de student hoe hij of zij het handelen in de praktijk kan verantwoorden en toelichten. Naast het ontwikkelen van onder andere een eigen visie, doen de studenten in een leerteam onderzoek naar een zelfgekozen keuzethema.  

De deelnemers van de opleiding tot jonge kind specialist hebben in het eerste halfjaar van september 2017 tot en met januari 2018 een keuzeonderzoek gedaan naar de volgende onderwerpen: 

  • Bewegingen voor het verhogen van de betrokkenheid bij rekenactiviteiten, 
  • Sensorische materialen bij rekenactiviteiten, 
  • Muziek tijdens lesovergangen, 
  • Creatief denken.

In leerteams van 4 personen hebben zij onderzoek gedaan naar een bepaald thema waar zij zich in wilden verdiepen. In deze blog kun je lezen welke opbrengst sensorische materialen tijdens rekenactiviteiten kunnen hebben. Studenten Daisy Bovens, Linda de Greef, Amy van den Heuvel en Ilona Vugts hebben de volgende onderzoeksvraag uitgewerkt in de praktijk “Verhoogt het gebruik van sensorische materialen de betrokkenheid van kinderen bij rekenactiviteiten?”

Sensorische materialen in de klas

Uit het onderzoek van Spaan (2017) blijkt dat 5 tot 15 procent van de kinderen problemen kan hebben op het gebied van de zintuiglijke prikkelverwerking. De zintuiglijke ontwikkeling kun je op diverse manieren stimuleren. De studenten hebben bij hun keuzeonderzoek gekozen voor het zintuig voelen en dan specifiek gericht op de oppervlakkige tastzin. De oppervlakkige tastzin kun je stimuleren met sensopathisch materiaal zoals klei, zand, vingerverf en scheerschuim. Kleuters kunnen hiermee experimenteren. De onderzoeksvraag van de jonge kind specialisten was: “Verhoogt het gebruik van sensorische materialen de betrokkenheid van kinderen bij rekenactiviteiten?”. 

Op 4 verschillende basisscholen is het onderzoek uitgevoerd. Per basisschool is één kleutergroep bezig geweest met het onderzoek en er zijn per groep 5 kleuters geobserveerd tijdens twee activiteiten. De kinderen hebben bij de eerste activiteit gewerkt met het ontwikkelingsmateriaal “begrippendiagram of panorama” en werken hierbij aan de begrippen als “vol-leeg, smal-breed, lang-kort” op het platte vlak. Bij de tweede activiteit mochten de kinderen zelf experimenteren met sensorisch materiaal, zonder opdracht van de leerkracht. Zand is een sensopathisch materiaal dat geschikt is voor oppervlakkige tastzin (SLO, 2005). Binnen het onderzoek van deze studenten is gekozen om kinetisch zand te gebruiken tijdens de activiteit. 

Het ervaren van textuur

Het SLO (2005) geeft ook aan dat het gebruik maken van materiaal met verschillende texturen leerzaam is om texturen echt te leren ervaren. De studenten hebben onder andere aardappels, bloemkool, waterparels en rijst gebruikt om de kinderen te laten experimenteren. De activiteit is zo aangepast dat de rekendoelen behaald kunnen worden. Zo zijn de volgende middelen ingezet naast de sensorische materialen: ranja, bekers, lepels, maatbekers en een weegschaal. 

De studenten hebben tijdens het onderzoek de betrokkenheid van de kleuters tijdens de 2 activiteiten gemeten met de betrokkenheidsschaal van Laevers (2001). De aanwezigheid van betrokkenheid moet er zijn om goed onderwijs te kunnen realiseren. Op deze manier is er meer leerwinst en vooruitgang te zien bij kinderen met een hoge betrokkenheid (Buyse, Snoeck, Betrands, Declecq & Laevers, 2009). De mate van betrokkenheid is weergegeven in een schaal van 1 tot en met 5, waarbij niveau 1 betekent dat er geen betrokkenheid is op dat moment en niveau 5 geeft aan dat het kind zeer betrokken is en aanhoudend actief is. 

Het beleven van materialen

Uit de resultaten blijkt dat de kinderen bij het werken met het “begrippendiagram” minder lang en minder intens betrokken waren bij de activiteit dan tijdens het werken met sensorisch materiaal. Zo werkten de kinderen 10 tot 15 minuten met het begrippendiagram, terwijl de kinderen tot wel 40 minuten betrokken waren bij de sensorische materialen. 

Doordat de kinderen zonder opdracht met de materialen konden spelen, ontstond er betrokkenheid, zelfsturing en creativiteit. Stock-Kranowitz (2011) benoemt dat het werken met sensorisch materiaal de zelfregulering en intellectuele vaardigheden bij kinderen kan ontwikkelen. Tijdens dit onderzoek van de studenten maakten de kinderen zelf plannen en dachten zij zelf na over wat ze gingen doen. De kinderen roken, proefden en voelden aan alle materialen waardoor de sensomotorische ontwikkeling werd gestimuleerd. Inhoudelijke begrippen rondom inhoud en gewicht kwamen vanzelf aan bod. Rekenkundige begrippen werden door de kinderen direct toegepast in de realiteit.

Uitslag van het onderzoek

De studenten hebben ontdekt dat door het niet toepassen van spelbegeleiding de kinderen in de zone van actuele ontwikkeling bleven. Ze hebben voornamelijk de kleuters vrij gelaten om te kunnen experimenteren. Verbreding en verdieping van de leerdoelen kan de leerkracht realiseren door spelbegeleiding toe te passen. Door een meer coachende rol of sturende rol kan de leerkracht de leerlingen ook stimuleren in de zone van naaste ontwikkeling. Het antwoord op de onderzoeksvraag is dus: “Ja, het gebruik maken van sensorische materialen zorgt voor een hogere betrokkenheid tijdens rekenactiviteiten”

Het onderzoek is uiteraard een klein praktijkonderzoek, het onderzoek kan maar voorzichtig geïnterpreteerd worden en heeft in ieder geval voor de 4  basisscholen nieuwe inzichten geboden, waar de leerkrachten in de toekomst meer gebruik van gaan maken. De combinatie van sensorisch materiaal bij rekenactiviteiten en het bieden van spelbegeleiding zou in de toekomst verder onderzocht kunnen worden door bijvoorbeeld een nieuwe groep jonge kind specialisten in opleiding! 

Wil je jezelf ook  verdiepen in het jonge kind en onderzoek doen met een leerteam naar een bepaald thema? Schrijf je dan in voor de opleiding jonge kind specialist!

Marion van der Kruk-Liebregts MSc.
Docent - opleiding Jonge Kind specialist

Literatuur 

  • Buyse, E., Snoeck, G., Bertrands, E., Declecq, B. & Laevers, F. (2009). Fundamenteel diepte-    onderzoek naar krachtige GOK-leeromgevingen. Onderzoeksluik 'Betrokkenheid &     Welbevinden'. Leuven,     België: Steunpunt GOK/ ExpertiseCentrum Ervaringsgericht Onderwijs.
  • Laevers, F. (red.) (2001). Procesgericht kindvolgsysteem voor kleuters. Achtergrond en     praktijksuggesties. Leuven, België: Centrum voor Ervaringsgericht Onderwijs.
  • SLO (2005). Sensomotorische ontwikkeling. Geraadpleegd van     http://www.slo.nl/downloads/archief/Pub_Sensomotorische_ontwikkeling.pdf/ 
  • Spaan, W. (z.d.). Sensorische informatieverwerking. Geraadpleegd van     http://www.kinderfysiotherapie-gouda.nl/over-cool-kids/specialisaties/sensorische-    informatie/sensorische-informatieverwe.pdf
  • Stock-Kranowitz, C. (2011). Met plezier uit de pas. Amsterdam, Nederland: Uitgeverij Nieuwezijds.