Kritisch denken is voor de praktijkvoering van verpleegkundigen onmisbaar. Het legitimeert de autonomie en zelfstandigheid van het vak, waardoor je een gelijkwaardige partner bent in het gehele zorgspectrum. Kritisch denken wordt belangrijker, omdat de veranderingen in de samenleving en via internet razendsnel gaan en het belangrijk is betrouwbare van ‘niet te herleiden’ informatie te onderscheiden.
Veel verpleegkundigen zijn geneigd te werken vanuit tacid knowledge: Kennis die gebaseerd is op ervaring, de ‘automatische piloot’, je hoeft er niet bij na te denken. Ook intuïtie is zo’n component. Je kunt het niet verklaren, maar voelt feilloos aan hoe het met de cliënt is of hoe dingen zich tot elkaar verhouden en op basis daarvan kun je intuïtief vaststellen wat nodig is.
Tacid knowledge en intuïtie zijn belangrijke ingrediënten als het gaat om ervaring en een hoge mate van deskundigheid, maar hebben ook nadelen. Zo is tacid knowledge moeilijk corrigeerbaar en heeft intuïtie de neiging zichzelf te bevestigen, in de zin van ‘zie je wel…’. Het door ontwikkelen van kennis heeft hiermee weinig kans.
Wat betekent kritisch denken?
Kritisch denken is een belangrijke maar ook noodzakelijke aanvulling op praktijkkennis en ervaring en draagt bij aan verdere professionalisering van het vak. Het betekent dat je redeneert en reflecteert voordat je een standpunt inneemt of besluit neemt hoe te handelen en dat je kunt verklaren waarop dat standpunt/besluit is gebaseerd. Kritisch denken is feitelijk een systematisch redeneerproces waarmee je verklaart hoe je tot een conclusie bent gekomen.
Aan kritisch denken gaat creatief denken vooraf, dat gebaseerd is op nieuwsgierigheid, vindingrijkheid, inzichtelijk vermogen en vermogen om uit te werken. Creatieve denkvaardigheden zijn bijvoorbeeld brainstormen, associëren, verbanden leggen, problemen ontrafelen en oplossen, etc. De basishouding voor kritisch denken is dan ook open-minded, onderzoekend en reflectief.
Het proces van kritisch denken ontstijgt ervaring en intuïtie en voordat je conclusies trekt of gaat oplossen, bekijk je als eerste van alle kanten wat het probleem of het onderwerp is, welke stelling je wilt verdedigen of wat je wilt gaan duiden.
Kritisch denken is betekenis zoeken voor wat je waarneemt. Dat ‘waarnemen’ vereist overigens al enige reflectie. Met waarnemen geef je betekenis aan wat je ziet. Dat is vaak subjectief. Bijvoorbeeld: als je een stille vrouw waarneemt, die in een discussie weinig bijdraagt, kun je denken ‘wat een weinig assertieve vrouw’. Maar je kunt ook denken ‘wat een rustige vrouw is dat, die observeert’. Het vraagt zelfreflectie om objectief waar te nemen en feiten van je persoonlijke mening te onderscheiden. Kritisch denken vereist een objectieve, onderzoekende houding en systematisch op zoek gaan naar de betekenis van wat je wilt duiden of beweren. Het betekent argumenten en tegenargumenten zoeken om datgene wat je wilt beweren, te onderbouwen of te weerleggen. Tegenargumenten zijn ook belangrijk, omdat je het onderwerp of het probleem breed wilt bekijken, vanuit een onderzoekende houding. Zou je alleen maar zoeken naar argumenten vóór je stelling, dan redeneer je het naar jezelf toe, zonder objectief kritisch te zijn. Net zo goed kun je het van je af redeneren met alleen maar tegenargumenten.
Kennisbronnen
In de zoektocht naar geschikte argumenten, om je bewering te onderbouwen, gaat het om actuele betrouwbare en valide kennisbronnen, die getoetst zijn met onderzoek en een zekere mate van evidentie hebben. Dat kan variëren van ‘bewezen effectief’, dat er ‘consensus’ is bereikt door een panel van experts over het onderwerp of dat het om een ‘good practice’ gaat. Bij good practices is de effectiviteit voor de praktijk niet aanwijsbaar aangetoond maar gaat het om beschrijvingen van hoe praktijkproblemen (gerelateerd aan de werksituatie van een beroepsgroep) zijn aangepakt, welke oplossingen zijn bedacht en hoe de werkwijze nog verbeterd kan worden. Die aanpak kan een voorbeeld zijn (een good practice) voor professionals die dezelfde praktijkproblemen tegenkomen.
Door alle voor- en tegenargumenten in kaart te brengen, kun je een goede conclusie trekken. Vergelijk het met het stellen van een diagnose nadat je een anamnese hebt afgenomen. Maar aan een conclusie gaat eerst nog reflectie vooraf. Je onderzoekt nog een keer of je alles voldoende hebt onderzocht en of er middelen zijn (modellen, methodieken en/of (meet)instrumenten) die je kunnen helpen een betrouwbare conclusie te trekken. Ook onderzoek je alternatieve mogelijkheden. Dit is ook het moment om te onderzoeken of je ervaringen m.b.t. de bewering van invloed zijn en in hoeverre je die kunt gebruiken. Tacid knowledge en intuïtie spelen op dit moment in het denkproces weer een rol. Als alle afwegingen zijn gepasseerd, kun je een conclusie trekken.
Daar stopt het proces van kritisch denken nog niet want niet alleen conclusies zijn belangrijk, ook moet je verklaren hoe je hieraan bent gekomen. Het gaat hierbij om een verantwoording van welke procedure je hebt gevolgd: welke kennis je gebruik hebt en welke specifieke middelen. Met andere woorden: transparant maken hoe je tot de resultaten bent gekomen.
Wat brengt kritisch denken?
Zelfreflectie en zelfcorrectie zijn onmisbaar bij kritisch denken. Naast onderzoek naar bruikbare kennis, is reflectie op je persoonlijke kwaliteiten, valkuilen en motieven van belang. De basishouding van een kritisch denker is open-minded, onderzoekend, nieuwsgierig, objectief en zoekend. Het is vaak makkelijker je onbewust te laten verleiden tot subjectiviteit, bevooroordeling, invullend wat de ander wel niet zal denken, dan om bewust te reflecteren op je eigen kwaliteiten, valkuilen en motieven. Toch zorgt zelfreflectie ervoor dat je de basishouding van de kritisch denker kunt aannemen en behouden en leert het je wat je daarin nog kunt verbeteren.
Kritisch denken betreft niet alleen het verpleegkundig proces. Ook moreel redeneren, intercultureel redeneren en vakbekwaam communiceren zijn onderdelen waarin kritisch denken een rol speelt. Het transparant maken van waar je handelen op is gebaseerd en waarin je zowel cliënten als samenwerkingspartners met een objectieve en waardevrije bejegening tegemoet wilt treden, is van belang wanneer je als professional een gelijkwaardig aandeel wilt hebben in de zorg.